zondag 19 november 2017

's Zondags gaan we naar de kerk... Toch? (3)

Uit

Ik heb hem uit. Het boek ‘Zo zijn onze manieren’ van Frank Viola en George Barna. In twee eerdere blogs heb ik wat punten uit het boek aangestipt. Je kunt ze teruglezen op:
http://judithstoker.blogspot.nl/201...

http://judithstoker.blogspot.nl/201...

Onderwerpen


Het boek gaat in op tal van onderwerpen die voor ons, protestantse christenen, veelal vanzelfsprekend en traditie zijn geworden. We hebben ons aangesloten bij een kerk of gemeente en zonder er verder bij na te denken gaan we mee in alle gewoonten en gebruiken. In het boek wordt grondig onderzocht hoe dingen ontstaan zijn, welke invloeden hierbij van belang waren en wordt er ook gekeken of zaken ook terug te vinden zijn in de bijbel.

Ik zou het boek tekort doen, én ik zou onnodige discussies uitlokken, als ik op ieder onderwerp zou ingaan. Maar ik wil toch wat punten noemen die mij aan het denken hebben gezet, of die mijn soms wat vage gevoel van ‘klopt dit eigenlijk wel’ bevestigden.
  • Het kerkgebouw (hierover schreef ik in de eerste blog)
  • De liturgie (hierover schreef ik in de tweede blog)
  • De preek: De heiligste koe van het protestantisme. In onze diensten is de preek centraal komen te staan. Dat het woord van God verkondigt moet worden, is absoluut een bijbels gegeven. Maar de hedendaagse ‘kanselpreek’ is niet hetzelfde als de verkondiging en het onderwijs dat we in de bijbel tegenkomen. De preek is een voortvloeisel van de Griekse retoriek en de gemeente wordt door het centraal stellen van de preek gereduceerd tot een groep zwijgende toeschouwers. De preek brengt het functioneren van het lichaam van Christus tot stilstand en maakt mensen passief. Waar we in o.a. 1 Korinthe 12-14 worden aangemoedigd om onze mond open te doen legt de preek de gelovigen het zwijgen op. Bovendien maakt de preek van een dominee of spreker een geloofsspecialist en worden de ‘gewone gemeenteleden’ als tweederangs gelovigen afgeschilderd.
  • De voorganger/dominee. Een merkwaardig verschijnsel dat vanaf de tweede eeuw ontstaan is. De eerste-eeuwse kerken waren godsdienstige groepen zonder priester, tempel of offers. De christenen zelf leidden de kerk onder het directe leiderschap van Christus. Er waren weliswaar oudsten (herders of opzieners). Deze mannen waren allemaal gelijk. Er bestond geen hiërarchie onder hen.
  • Zondagse kleding/kleding voor predikanten. Ik wil er niet teveel over zeggen, maar slechts een stukje uit het boek citeren: ‘De Heer Jezus en zijn discipelen gaven niets om speciale kleding om indruk te maken op God of zich te onderscheiden van het (gewone) volk van God. Het dragen van speciale kleding uit godsdienstige overwegingen was eerder een kenmerk van de schriftgeleerden en farizeeën. Jezus zei hierover: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden’ (Lucas 20:46)’
  • Muziekleiders: Geestelijken met een muzikale missie. Overigens... nogmaals wil ik benadrukken dat muzikanten, aanbiddingsleiders, koren, zangers en noem maar op, niet fout zijn! Zeker niet, God eren met zang en muziek, met dans, met ons hele lichaam, dat is waar we toe opgeroepen worden al vroeg in het oude testament! Waar het in de context van dit boek over gaat is wederom het éénrichtingsverkeer. De schrijvers van het boek zeggen treffend: ‘Wanneer aanbiddingsliederen alleen aangekondigd, ingezet en geleid kunnen worden door degenen die daar talent voor hebben, wordt dit onderdeel van de dienst meer een kwestie van vermaak dan van gezamenlijke aanbidding.’ Nu zou je kunnen aanvoeren dat er in het oude testament toch ook al Levieten waren die de aanbidding leidden. Dat klopt inderdaad, maar wij leven in de periode van het nieuwe testament waarin wij allen priesters zijn en Christus onze Hogepriester is. (Hebr. 5-7 en 1 Petrus 2:5 en 9).
  • Tienden en het salaris van geestelijken. Ook over dit onderwerp is veel te zeggen en mijn advies is om eens te lezen wat de schrijvers van dit boek daarover hebben uitgezocht. Ik zal slechts een paar zinnen citeren: ‘Het geven van tienden is bijbels, maar niet christelijk. Jezus Christus heeft het Zijn discipelen niet geleerd. Het geven van tienden wordt in het nieuwe testament vier keer genoemd, maar in geen van die gevallen betreft het christenen. Wat niet wel zeggen dat de nieuwtestamentische gelovigen niet vrijgevig waren! Integendeel.’
  • De doop en het Avondmaal. Geen discussie over kinder- of volwassendoop in dit boek, maar wel een nadenkertje over het ‘tijdstip’ van dopen. Geen lange aanloop naar de doop, maar de doop als bevestiging van een openbare geloofsbelijdenis. Waar wij het ‘zondaarsgebed’ in sommige kringen kennen, was het in de eerste eeuwen gebruikelijk om na het belijden van je geloof ook direct gedoopt te worden. Een mooi getuigenis. Over het Avondmaal worden ook mooie dingen gezegd. Als ik het lees dan zou ik willen dat ik even terug kon in de tijd en eens zo’n Avondmaal van die eerste christenen zou mogen mee beleven. Want een belevenis, dat was het! Een zin uit het boek (die van mij had kunnen zijn, want dit denk ik zo vaak als we Avondmaal vieren): ‘De traditie heeft het Avondmaal teruggebracht tot een tongstrelend vingerhoedje druivensap en een klein, smakeloos stukje matse. De sfeer waarin we dit ‘vieren’ is vaak plechtig.’ Tja, ik kan er niets aan doen maar ik toch een heel ander beeld bij ‘vieren’.
  • Christelijk onderwijs. Dit hoofdstuk gaat over theologische studies, bijbelscholen, zondagsscholen en allerhande christelijke opleidingen. Er is niets mis met zulk onderwijs mits je de mensen die het gevolgd hebben maar geen bijzondere geestelijke status toebedeelt. ‘Mensen met veel bijbelkennis, een hoge intelligentie en een messcherp denkvermogen zijn niet automatisch geestelijke mensen die Jezus Christus werkelijk kennen en aan anderen een levensveranderende openbaring van Hem kunnen doorgeven.’

Moet dit nu echt...


Er staan nog twee hoofdstukken in het boek die een goede uitleg geven over hoe we het nieuwe testament kunnen lezen (in plaats van het betere knip- en plakwerk wat we nu vaak doen, teksten zoeken bij een onderwerp en de context vergeten), en over Jezus, de revolutionair.

Ik snap dat mijn blogs over dit boek irritatie en misschien wel boosheid oproepen. ‘Waarom moet het allemaal weer anders?’ zei iemand die mijn blog gelezen had. Ik weet niet of het per se anders moet. Als de zondagse samenkomst voor jou het hoogtepunt van kerk-zijn is en je ervaart dat je erdoor opgebouwd wordt, dat je relatie met God zich verdiept en dat je samen met je medegelovigen het lichaam van Christus op aarde bent, dan weet ik niet of dit boek aan jou besteed is.

Als je, net als ik, onvrede ervaart met de huidige vorm van kerk zijn, waarbij het hoogtepunt de zondagse dienst is, dan zou dit boek een aansporing kunnen zijn om op zoek te gaan naar hoe gemeente zijn bedoeld is. Iemand anders schreef onder mijn vorige blog heel treffend dat het niet per se gaat om de zondagse diensten, maar veel meer de vorm van gemeente zijn door de hele week heen. Daar ben ik het mee eens. Als we de zondagse samenkomsten zouden aanpassen maar er verder niets zou veranderen in onze manier van christen zijn, zou het zinloos zijn.

De kerk, dat ben jij, dat ben ik. Allemaal vertegenwoordigen we een stukje van het lichaam van Christus. Dat zit hem niet in de genootschap waarbij je op de lijst staat als lid of vriend of deelnemer. Dat zit hem er alleen maar in dat we Christus volgen en dat we Zijn alles overtreffende en alles omvattende liefde mogen doorgeven aan een wereld die liefde tekort komt.

Tenslotte


Ik sluit af met een laatste citaat uit het boek. Ik daag jullie uit dit boek te lezen, erover na te denken en er misschien eens met anderen van gedachten over te wisselen. Laten we met elkaar zoeken naar een manier van kerk zijn die Christus recht doet!

‘Aan het eind van dit boek is onze hoop drieledig: In de eerste plaats hopen we dat je vraagtekens zult zetten bij de kerk zoals je die op dit moment kent. In hoeverre is ze werkelijk bijbels? In hoeverre geeft ze uiting aan het absolute leiderschap van Jezus Christus? In hoeverre laat ze de leden van haar lichaam vrij om te functioneren? In de tweede plaats hopen we dat je dit boek zult delen met elke christen die je kent, zodat ook zij door deze boodschap kunnen worden uitgedaagd. En in de derde plaats hopen we dat je ernstig zult bidden over de vraag hoe je op deze boodschap zou moeten reageren.’

'Ga op de kruispunten staan, denk na, kijk naar de oude wegen. Welke weg leidt naar het goede? Sla die in, en vind rust.' (Jeremia 6:16)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten