zaterdag 7 oktober 2017

Een fluisterend lichaam

Twijfel


Oh, die eeuwige twijfel aan mezelf. Heel irritant. Misschien hebben jullie daar geen last van, maar ik wel. Het heeft te maken met het proces waar ik in zit. De ontdekkingsreis naar mijn binnenste (en buitenkant) die, door de leertherapie en supervisie die ik voor mijn studie volg, in gang is gezet.

Wie ben ik? Wat vind ik? Ben ik wel goed genoeg? Doe ik het wel goed genoeg? Wat wil ik? Mag ik wel iets willen als dat betekent dat ik daarmee een ander teleurstel? Hoe verhoudt zich dat tot wat God van mij vraagt? Is het ultieme christelijke geloof niet dat ik mezelf volledig wegcijfer en er voor die ander ben?

Bestaansrecht


In mijn vorige blog schreef ik over mijn worsteling om ‘ja’ te zeggen tegen mezelf en daarmee ‘nee’ te zeggen tegen een ander. Ik ben nog lang niet uitgestoeid met dit thema en in leertherapie deze week ben ik ermee verder gegaan.

Waarom is het zo ingewikkeld voor mij om stil te staan bij wat ik wil, en dat ook te doen? Het heeft alles te maken met het nest waar ik uitkom en de gebeurtenissen in mijn leven. Ik kom uit een gezin waarin ‘doorzetten’, ‘hard werken’ en ‘niet zeuren’ de boventoon voeren. Bezig zijn, je nuttig maken, goede cijfers halen, een vakantiebaantje hebben waren belangrijk. Ik leerde dat je, als je wat doet, oké bent.

Ergens ben ik gaan geloven dat ik bestaansrecht heb als ik goede dingen doe. Als ik het de ander naar de zin maak. Als het maar goed is voor de ander. Dat is niet wat er gezegd werd, maar dat is de boodschap die ik (onbewust) heb opgepakt en die ik me eigen heb gemaakt.

Misschien herken je het. Dat je als kind een compliment kreeg omdat je zo’n goed cijfer had gehaald voor een werkstuk, maar dat je nooit spontaan hoorde: ‘Wat ben je toch een lieverd.’ Dat je waardering kreeg als je een klusje had gedaan, maar nooit zomaar een knuffel kreeg. Dat het overal over ging maar dat er geen belangstelling was voor wat jou bezig hield. Dat je oké was als je je aanpaste en niet te moeilijk deed.

Human being of human doing


Ik ben een human doing geworden. Ik mag er zijn als ik goed doe. En wat is goed doen? Zo doen dat het voor de ander oké is. Hard werken met een hele hoge lat. En daarmee heb ik mezelf een enorm juk op gelegd en, niet geheel onbelangrijk, ben ik gaan geloven in een leugen.

Vroeger zei ik wel eens: ‘Ik denk dat ik maar Rooms Katholiek wordt, dan kan ik met goede werken het eeuwige leven verdienen.’ Dan maakte ik wel kans, dacht ik. Zo diepgeworteld zat mijn ‘ik mag bestaan als ik het goed doe’ overtuiging.

Ik begin langzaam maar zeker in te zien dat goed doen prima is, maar dat het niet de basis van je leven moet zijn. Natuurlijk mag je goede dingen doen voor anderen. Mag je rekening houden met anderen, omzien naar hen die dat nodig hebben. Maar niet om daarmee bestaansrecht te krijgen.

Pleasen


Ik vind het een vies woord, pleasen. En toch, als ik het de ander voortdurend naar de zin aan het maken ben ook als dat ten koste van mezelf gaat, ben ik aan het pleasen. Mooier kan ik het niet maken. Ik wil aardig gevonden worden, ik wil dat mensen positief naar me kijken en dat ik er toe doe. Dat bereik ik door die ander voortdurend tegemoet te komen. Dat ik daarbij mezelf voorbij loop, misschien nog wel even vriendelijk zwaai, maakt niet uit.

Pleasen kun je lang volhouden omdat het ook wat oplevert. Je krijgt waardering en positieve reacties en dat geeft weer energie om nog meer te geven, te doen. Maar op een gegeven moment raak je leeg. Zeker als de balans tussen geven en ontvangen weg is.

Ik merkte de laatste maanden bij mezelf dat de bodem in zicht kwam. En als iemand dan iets van me wilde kreeg ik een benauwd gevoel en raakte ik geïrriteerd.

Fluisteren


In leertherapie bespreek ik dat benauwde gevoel. Ik probeer het te beredeneren en vooral het verstandelijk aan te pakken. Ik moet normaal doen, want ik heb dit nooit eerder zo gehad. Ik vertel wat er gebeurt, dat iemand bijvoorbeeld een afspraak met mij wil maken en dat het dan mis gaat. Ik krijg het benauwd. Maar Lenie, mijn leertherapeut, heeft daar een heel ander idee over. ‘Het gaat juist helemaal niet mis! Het gaat goed. Hoe grappig is het dat uitgerekend jouw lichaam je een signaaltje geeft... Judith, je zit gevangen! Je krijgt het benauwd! Je hebt iets te doen, luister naar jezelf...’ Ik denk er even over na. Wat zit ik eigenlijk mooi in elkaar. Ik hoef geen ingewikkelde afwegingen te maken, ik hoef slechts te luisteren naar het fluisteren van mijn lichaam.

Het klinkt eenvoudig en het geeft ontspanning. Ik ben niet gek, of richting een burn out aan het gaan, ik ben aan het leren mezelf serieus te nemen. Ik ontdek dat het goed is dat ik er ben, ook als ik niet iets goeds doe voor een ander. Ik mag er gewoon zijn. Een human being.

En God dan?


Maar hoe zit het dan met wat God van mij vraagt? Hoe ziet Hij mij? Hoe kijkt Hij tegen mijn bestaan aan? Ziet Hij mij pas als ik elke zondag naar de kerk ga, me inzet voor anderen, deelneem aan zoveel mogelijk (christelijke) activiteiten en zoveel mogelijk mezelf wegcijfer?

Ik denk dat God zo niet naar ons kijkt. Hij hield en houdt zoveel van ons mensen dat Hij Zijn Zoon Jezus er zelfs voor over had! Ik verdien Gods liefde niet door Hem of anderen te pleasen. Ik krijg Gods liefde omdat Hij van mij houdt! Het is bij God geen weegschaal met aan de ene kant Zijn liefde en mijn bestaansrecht en aan de andere kant alle goede dingen die ik doe. Het is een onvoorwaardelijke gevende liefde, omdat ik één van Zijn schepselen ben. Ik lijk op Hem! Dat geeft mij bestaansrecht. God wilde mij en Hij houdt van mij. Zelfs al zou ik nooit, nooit iets terug doen.
Wow, dat geeft ontspanning en rust! Dan maakt het ook niet zoveel meer uit wat die ander dan van mij vindt. Ik mag er gewoon zijn. Met alles erop en eraan. Met goede dagen en minder goede dagen. Als ik blij en optimistisch ben maar ook als ik somber ben en worstel met het leven.

Ik denk aan de woorden van psalm 131:2

Ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder, 

als een kind is mijn ziel in mij.

Zo mag ik zijn. Als een kind. En vanuit die rust, gevoed en wel, kan ik dan weer uitdelen en er voor die ander zijn. Een huming being, in balans. En als ik weer te hard loop, dan fluistert mijn lichaam mij een halt toe.

1 opmerking: