dinsdag 29 augustus 2017

We zijn er nog, dus we gaan ervoor

Traplift

Een jaar of 17 geleden. Ik werk als consulent zorg en inkomen bij de gemeente Boskoop. Ik beoordeel aanvragen voor een uitkering, verstrek vervoersvoorzieningen en krijg met regelmaat aanvragen binnen voor woningaanpassingen.

Er ligt een aanvraag op mijn stapeltje voor een traplift. Dat komt vaker voor. Mensen die in hun woning willen blijven wonen maar die door ziekte of beperking niet langer in staat zijn de trap op te gaan. In de meeste gevallen is het plaatsen van een traplift de goedkoopst adequate voorziening, zoals we dat zo mooi noemen.

Ik ken de man die de aanvraag doet van naam en gezicht. We bezoeken dezelfde kerk. Echt goed ken ik hem niet en ik weet niet welk verhaal hij met zich meedraagt. Ik weet eigenlijk alleen dat hij Frans heet. Bij de aanvraag zit een verklaring van de arts. Ik lees hem door en schrik. In de brief staat dat mijnheer in de terminale fase van kanker zit.

Ik besluit alles op alles te zetten om de aanvraag erdoorheen te krijgen en een traplift geregeld te krijgen. Er is echter een probleem. Het gewicht van Frans is meer dan voor een traplift is toegestaan. Reden om de aanvraag af te wijzen. Voor mij onacceptabel. Ik overleg met collega’s en met Frans die plechtig belooft af te zullen vallen. Uiteindelijk krijg ik het voor elkaar. De traplift wordt geregeld en Frans kan in het huisje blijven wonen. Als de traplift het begeeft door overgewicht is dat op eigen risico.


Verjaardag

Vandaag is Trudie jarig en ik ga tussen een paar gesprekken door even langs. De meeste visite is vanochtend al geweest en het is dus lekker rustig. We kletsen wat als Henry opeens zegt: ‘Oh, wacht, ik zou Frans ophalen!’ Hij vertrekt meteen en komt een halfuurtje later terug. Met Frans. Frans van de traplift.

Zeventig jaar is hij intussen. De traplift doet het nog steeds. Als ik Frans zie denk ik altijd weer terug aan het zinnetje van de arts: Mijnheer zit in een terminale fase van kanker. De afgelopen 17 jaar zijn allerminst zonder zorgen geweest. Maar de arts, bij wie Frans nog steeds komt, staat voor een raadsel. Hoe is het mogelijk dat hij nog leeft?

De kanker heeft heftig huisgehouden in het lichaam van Frans. Overgewicht is er allang niet meer bij. Hij heeft een oog verloren en is ontelbare keren naar het ziekenhuis geweest voor diverse operaties en complicaties. Vandaag loopt hij met een stok, praten lukt bijna niet en met morfine wordt de pijn dragelijk gehouden.

Hoe kijk je?

Ik ben blij om Frans te zien. Hij is blij om mij te zien. Ik ga even naast hem zitten op de bank, dan kan ik hem toch nog een beetje verstaan. Frans is dankbaar. Dankbaar voor al die mensen om hem heen. Voor vrienden, voor de gemeente die hij nog steeds bezoekt. Dankbaar voor zijn ene oog. ‘Er zijn zoveel mensen die blind zijn! En ik heb nog één oog!’ fluistert hij. Wow. Er trekt even een rilling door me heen.

Hoe kijk je naar je omstandigheden? Hoe reageer je als er ziekte of lijden op je weg komen? Ben je dankbaar voor je ene oog, of klaag je over het oog dat je verloren hebt? Kijk je naar wat je nog wel hebt, of focus je je op je tekorten?

Frans zegt nog wat tegen me. Ik versta het niet. Hij probeert het nog een keer. Ik kijk naar Henry, die kent Frans langer dan vandaag, misschien weet hij het. ‘We zijn er nog, dus we gaan ervoor!’ zegt Henry. Dat zet Frans onder zijn berichtjes of post. Fantastisch. Wat een kerel! Frans vertelt dat hij met een stichting die wensen vervuld van ernstig zieke mensen onlangs naar Sea Life is geweest. Een prachtige ervaring. De grap is dat deze stichting al meerdere keren met Frans op pad is geweest. Want hij blijft maar terminaal...

Frans geniet zichtbaar. Van het even weg zijn, even onder de mensen zijn. Binnenkort moet hij weer naar het ziekenhuis. Een nieuwe scan, een oogonderzoek, en maar weer de vraag wat er dan uitkomt. De vraag: ‘Hoe lang heb ik nog?’ beantwoordt de oncoloog niet meer. De drie maanden die hij hem ooit gaf zijn jaren geworden. En Frans gaat er nog steeds voor. We zijn er nog, dus we gaan ervoor. Het beste eruit halen wat erin zit. Ook al is dat maar een uurtje verjaardag.

Afscheid

Ik moet weer aan het werk. Nog één gesprek te gaan. Ik geef Frans drie zoenen en een stevige hand. Zal ik hem hier nog zien? We nemen afscheid. ‘Ik hoop je weer te zien’ zegt Frans. ‘Ik ook! Is het niet hier, dan is het hierboven!’ zeg ik.

Onder de indruk ga ik terug naar kantoor. Wat een bijzonder mens. Wat een genade dat hij hier nog is en wat een voorbeeld van hoe je in het leven kunt staan. Ik hoop dat als ik oud mag worden, ik het met die levensinstelling die Frans heeft mag worden:

We zijn er nog, dus we gaan ervoor!

Bedankt Frans! Tot ziens!

2 opmerkingen:

  1. Voor ik op vakantie ging had ik afscheid van Frans genomen. Hoopte dat hij er nog was maar hield er rekening mee van niet. Het ontroerde me toen ik terug was....en hij weer op z'n plekje zat. Ook afgelopen zondag weer. Hij is echt een wandelend wonder!

    BeantwoordenVerwijderen