zaterdag 8 juli 2017

Was ik maar een pinguïn...

De reiger


Daar stond hij, de reiger. Wekenlang was hij bezig geweest met een grondige observatie. Qua kleur kwam hij het best overeen met de pinguïns. Hij had ook felgekleurde vogels gezien, die nectar aten uit de hand van menselijke wezens. Daar moest ie niks van hebben. Van die nectar dan. Dat was ‘m te zoet. Hij was langs de ara’s gevlogen die noten kraakten. Veel gedoe voor weinig opbrengst. Hij had de struisvogels bekeken. Hij had erom gegrinnikt. Totaal uit verhouding. Lange poten, lange nek, te kleine kop en een te groot lijf. Bij het verblijf van de pinguïns was hij blijven steken. Een tijdlang had hij op het hek gezeten en alles in zich opgenomen.

Vandaag was het zover. De reiger wist het zeker. Hier hoorde hij thuis. Voorzichtig was hij van het hek gesprongen, had even om zich heen gekeken en was in een houding gaan staan zodat hij best leek op de pinguïns om hem heen. Kop een beetje vooruit, vleugels langs het lijf. Hij zat een beetje in de knoei met z’n poten, want met twee poten tegelijk op de grond staan voelde niet echt lekker. Maar dat zou wel wennen.

Voedertijd

Huppend van zijn ene been op zijn andere wachtte de reiger geduldig af. Contact had ie nog niet gemaakt. De pinguïns negeerden hem. Ach, een kwestie van tijd, dacht de reiger. Terwijl de grijs-zwarte koddige dieren het water in hupten en lekker rondzwommen om zich daarna weer uit te schudden, stond de reiger stil op zijn plek. Met zijn rug naar het hek om niet al te veel op te vallen voor de mensen die langs liepen. Met z’n ene oog kon hij het hek precies zien. Langzaam maar zeker werd het drukker. De mensen bleven staan. Kinderen riepen naar de pinguïns en deden pogingen om over het hek heen de beesten aan te raken.

Voedertijd! De reiger wist het. Straks kwam de verzorger met een grote emmer vis. Lekker! Hij had wel trek in een hapje. Onrustig geschuifel van de pinguïns, vrouwtjes die uit hun holletjes kwamen en daar was hij. De man met de vis. De reiger hupte mee in het groepje pinguïns en stak net als de rest zijn nek uit. Geduldig wachtte hij op zijn beurt. Als nieuwkomer zou hij vast niet de eerste zijn. 

Eén voor één waggelen de pinguïns weer weg. De één neemt een duik in het vijvertje, even de mond spoelen of nog een visje zoeken. De ander sjokt terug naar het hol en gaat voor de ingang tevreden staan rondkijken. De verzorger gooit de laatste visjes in de richting van een paar pinguïns die achteraf staan en gaat weer weg. Hé, wat is dat? Je vergeet mij! Ik hoor er ook bij!

Was ik maar...

Was ik maar een pinguïn... Die gedachte heb je vast nog niet gehad. Of toch wel?
  • Was ik maar zo makkelijk in het aangaan van contacten
  • Was ik maar zo netjes en gestructureerd
  • Was ik maar altijd zo vriendelijk en goedlachs
  • Was ik maar zo gelovig
  • Was ik maar zo optimistisch
  • Was ik maar zo spitsvondig
  • Was ik maar zo slim
  • Was ik maar zo humoristisch
  • Was ik maar zo muzikaal
  • Was ik maar zo sportief
  • Was ik maar zo’n goede spreker, tekenaar, schrijver, medewerker, juf, moeder
  • Was ik maar... een pinguïn!

 

Wees jezelf

Wat doen we onszelf aan? Waarom moeten we lijken op die ander? Wat maakt dat een reiger een pinguïn wil zijn? Waarom wil hij zichzelf beperken, zijn vrijheid als vogel opgeven en achter een hek tussen naar vis stinkende beesten gaan staan? Wat maakt dat we ons focussen op de eigenschappen van de ander die bij onszelf ontbreken en vervolgens ontevreden worden met wie we zijn?

‘Het mooiste wat je kunt worden is jezelf’ 
‘Wees jezelf, er zijn al genoeg anderen’

Mooie uitspraken voor facebook, maar doen we het ook?

Zelfcompassie

Van de week werd ik door iemand op een boek gewezen met de titel: ‘Zelfcompassie’. Wat mij betreft zo’n boek waarvan alleen de titel al genoeg zegt. 
Compassie betekent dat je opmerkt dat iemand lijdt en dat dat je hart raakt. Je voelt warmte, zorgzaamheid, en de behoefte om de ander op een of andere manier te helpen of te steunen. Compassie betekent ook dat je begrip en vriendelijkheid biedt aan anderen als ze fouten maken of tegenslag ondervinden, in plaats van hen te veroordelen.

Zelfcompassie betekent dat je op precies dezelfde manier naar jezelf kijkt als je het moeilijk hebt, als je faalt, of als iets je niet bevalt aan jezelf. In plaats van je rottige gevoel te negeren, constateer je dat je er last van hebt en zorg je net zo goed voor jezelf als je voor een ander zou doen. In plaats van meedogenloos te oordelen en jezelf ongenadig op je dak te geven voor allerlei tekortkomingen, blijf je geduldig en mild naar jezelf.

Zelfcompassie betekent dat je zegt: Ik mag er zijn, met alles erop en eraan. Met al mijn waardevolle en leuke eigenschappen maar ook met mijn tekortkomingen, angsten en onhebbelijkheden.

Als je dus een reiger bent is dat helemaal oké, ook al kun je niet buikschuiven en lukt het je niet om je ei op je voeten uit te broeden. Reigers kunnen vliegen en leggen hun eieren gewoon in een nest. Wel zo handig.

Hoera, ik ben een reiger!

Hoog boven de bomen uit, op de rand van een nest, gebouwd op een paal, kijkt hij tevreden om zich heen. Zijn avontuur bij de pinguïns is voorbij. Het had hem leuk geleken, lekker op de grond, de vis wordt gewoon in je bek gegooid en heel de dag een beetje rondhangen bij een vijvertje. Hoe was hij ooit op dat onzalige idee gekomen? Hij was er doodongelukkig geworden, verveelde zich stierlijk, was eenzaam en tenslotte had zijn knorrende maag de doorslag gegeven. Een pinguïn moest je niet willen zijn.

De reiger schudt zijn vleugels eens goed uit en kijkt hoe zijn vrouwtje de eieren warm houdt. Hij gaat er zo maar eens op uit. Een rondje vliegen, eens kijken of er nog ergens een visje of een kikker te verorberen is. Gewoon voor de lekkere trek, niet omdat het voedertijd is.

De reiger strekt zijn poten, spreidt zijn vleugels en duikt het nest af. ‘Hoera! Ik ben een reiger!’ roept hij, zo hard hij kan. En dan verdwijnt hij de wijde wereld in.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten